liens parents enfant sefca Europe

Code Judiciaire Version néerlandaise

Code Judiciaire

Inhoudstafel  

EERSTE HOOFDSTUK. _ Voorafgaande bepalingen.
Art. 1-16
HOOFDSTUK II. _ Voorwaarden van de rechtsvordering.
Art. 17-18
HOOFDSTUK III. _ Vonnissen en arresten.
Art. 19-22
HOOFDSTUK IV. _ Rechterlijk gewijsde.
Art. 23-28
HOOFDSTUK V. _ Aanhangigheid en samenhang.
Art. 29-30
HOOFDSTUK VI. - Onsplitsbaarheid.
Art. 31
HOOFDSTUK VII. - (Betekeningen, kennisgevingen, neerleggingen en mededelingen.) <W 2006-08-05/45, art. 2, 008; Inwerkingtreding : onbepaald en uiterlijk op : 01-01-2013 (zie W 2010-12-29/02, art. 15)>
Art. 32, 32bis, 33-42, 42bis, 43-47
HOOFDSTUK VIII. _ Termijnen.
Art. 48-53, 53bis, 54-57


Tekst Inhoudstafel Begin
EERSTE HOOFDSTUK. _ Voorafgaande bepalingen.

Artikel 1. Dit wetboek regelt de organisatie van de hoven en rechtbanken, de bevoegdheid en de rechtspleging.

Art. 2. De in dit wetboek gestelde regels zijn van toepassing op alle rechtsplegingen, behoudens wanneer deze geregeld worden door niet uitdrukkelijk opgeheven wetsbepalingen of door rechtsbeginselen, waarvan de toepassing niet verenigbaar is met de toepassing van de bepalingen van dit wetboek.

Art. 3. De wetten op de rechterlijke organisatie, de bevoegdheid en de rechtspleging zijn van toepassing op de hangende rechtsgedingen, zonder dat die worden onttrokken aan de instantie van het gerecht waarvoor zij op geldige wijze aanhangig zijn, en behoudens de uitzonderingen bij de wet bepaald.

Art. 4. Alle zaken worden, volgens hun aard, na behandeling berecht in de orde waarin men hun berechting heeft gevorderd.

Art. 5. Er bestaat rechtsweigering wanneer de rechter weigert recht te spreken onder enig voorwendsel, zelfs van het stilzwijgen, de duisterheid of de onvolledigheid van de wet.

Art. 6. De rechters mogen in de zaken die aan hun oordeel onderworpen zijn, geen uitspraak doen bij wege van algemene en als regel geldende beschikking.

Art. 7. De rechters zijn gehouden zich naar de uitleggingswetten te gedragen in alle zaken waarin het rechtspunt niet definitief berecht is op het tijdstip waarop die wetten bindend worden.

Art. 8. Bevoegdheid is de macht van de rechter om kennis te nemen van een vordering die voor hem is gebracht.

Art. 9. Volstrekte bevoegdheid is de rechtsmacht bepaald naar het onderwerp, de waarde en in voorkomend geval het spoedeisend karakter van de vordering of de hoedanigheid van de partijen.
Zij kan niet worden uitgebreid, tenzij de wet anders bepaalt.

Art. 10. Territoriale bevoegdheid is de rechtsmacht die aan de rechter toebehoort in een rechtsgebied naar de regels die de wet stelt.

Art. 11. De rechters kunnen hun rechtsmacht niet overdragen.
Zij kunnen niettemin ambtelijke opdrachten geven aan een andere rechtbank of aan een andere rechter, en zelfs aan vreemde gerechtelijke overheden, om daden van onderzoek te doen verrichten.

Art. 12. De vordering is een inleidende vordering of een tussenvordering.
De inleidende vordering opent het rechtsgeding.

Art. 13. Een tussenvordering is iedere vordering die in de loop van het rechtsgeding wordt ingesteld en ertoe strekt, hetzij de oorspronkelijke vordering te wijzigen of nieuwe vorderingen tussen de partijen in te stellen, hetzij personen die nog niet in het geding zijn geroepen, erin te betrekken.

Art. 14. De tegenvordering is een tussenvordering die de verweerder instelt om tegen de eiser een veroordeling te doen uitspreken.

Art. 15. Tussenkomst is een rechtspleging waarbij een derde persoon partij wordt in het geding.
Zij strekt ertoe, hetzij de belangen van de tussenkomende partij of van een der partijen in het geding te beschermen, hetzij een veroordeling te doen uitspreken of vrijwaring te doen bevelen.

Art. 16. De tussenkomst is vrijwillig, wanneer de derde opkomt om zijn belangen te verdedigen.
Zij is gedwongen, wanneer de derde in de loop van een rechtspleging gedagvaard wordt door een of meer partijen.

HOOFDSTUK II. _ Voorwaarden van de rechtsvordering.

Art. 17. De rechtsvordering kan niet worden toegelaten, indien de eiser geen hoedanigheid en geen belang heeft om ze in te dienen.

Art. 18. Het belang moet een reeds verkregen en dadelijk belang zijn.
De rechtsvordering kan worden toegelaten, indien zij, zelfs tot verkrijging van een verklaring van recht, is ingesteld om schending van een ernstig bedreigd recht te voorkomen.

HOOFDSTUK III. _ Vonnissen en arresten.

Art. 19. Het vonnis is een eindvonnis inzover daarmee de rechtsmacht van de rechter over een geschilpunt uitgeput is, behoudens de rechtsmiddelen bij de wet bepaald.
(Alvorens recht te doen, kan de rechter, in elke stand van de rechtspleging, een voorafgaande maatregel bevelen om de vordering te onderzoeken of een tussengeschil te regelen dat betrekking heeft op een dergelijke maatregel, dan wel de toestand van de partijen voorlopig te regelen. De meest gerede partij kan hiertoe de zaak in elke stand van het geding voor de rechter brengen bij eenvoudig schriftelijk verzoek neergelegd ter of toegezonden aan de griffie; de griffier roept de partijen en, in voorkomend geval, hun advocaat op bij gewone brief of, ingeval de partij verstek heeft laten gaan op de inleidingszitting en geen advocaat heeft, bij gerechtsbrief.) <W 2007-04-26/71, art. 2, 009; Inwerkingtreding : 22-06-2007>

Art. 20. Middelen van nietigheid kunnen niet worden aangewend tegen vonnissen. Deze kunnen alleen worden vernietigd door de rechtsmiddelen bij de wet bepaald.

Art. 21. De gewone rechtsmiddelen zijn verzet en hoger beroep.
Bovendien zijn er, naar gelang van het geval, buitengewone rechtsmiddelen: voorziening in cassatie, derden-verzet, verzoek tot herroeping van gewijsde en verhaal op de rechter.

Art. 22. De beslissingen van de gerechtshoven worden arresten genoemd.

HOOFDSTUK IV. _ Rechterlijk gewijsde.

Art. 23. Het gezag van het rechterlijk gewijsde strekt zich niet verder uit dan tot hetgeen het voorwerp van de beslissing heeft uitgemaakt. Vereist wordt dat de gevorderde zaak dezelfde is; dat de vordering op dezelfde oorzaak berust; dat de vordering tussen dezelfde partijen bestaat, en door hen en tegen hen in dezelfde hoedanigheid gedaan is.

Art. 24. Iedere eindbeslissing heeft gezag van gewijsde vanaf de uitspraak.

Art. 25. Het gezag van het rechterlijk gewijsde verhindert dat de vordering opnieuw wordt ingesteld.

Art. 26. Het gezag van het rechterlijk gewijsde blijft bestaan zolang de beslissing niet ongedaan is gemaakt.

Art. 27. De exceptie van gewijsde kan in elke stand van het geding worden voorgedragen voor de feitenrechter voor wie de vordering is ingesteld.
Zij kan door de rechter niet ambtshalve worden opgeworpen.

Art. 28. Iedere beslissing gaat in kracht van gewijsde zodra zij niet meer voor verzet of hoger beroep vatbaar is, behoudens de uitzonderingen die de wet bepaalt en onverminderd de gevolgen van de buitengewone rechtsmiddelen.

HOOFDSTUK V. _ Aanhangigheid en samenhang.

Art. 29. Aanhangigheid bestaat telkens wanneer vorderingen met hetzelfde voorwerp en wegens dezelfde oorzaak worden ingesteld tussen dezelfde partijen die in dezelfde hoedanigheid optreden voor verschillende rechtbanken, bevoegd om daarvan kennis te nemen en geroepen om in eerste aanleg uitspraak te doen.

Art. 30. Rechtsvorderingen kunnen als samenhangende zaken worden behandeld, wanneer zij onderling zo nauw verbonden zijn dat het wenselijk is ze samen te behandelen en te berechten, ten einde oplossingen te vermijden die onverenigbaar kunnen zijn wanneer de zaken afzonderlijk worden berecht.

HOOFDSTUK VI. - Onsplitsbaarheid.

Art. 31. Het geschil is enkel onsplitsbaar, in de zin van de artikelen (735, § 5, 747, § 2, zevende lid), 1053, 1084 en 1135, wanneer de gezamenlijke tenuitvoerlegging van de onderscheiden beslissingen waartoe het aanleiding geeft, materieel onmogelijk zou zijn. <W 2007-04-26/71, art. 3, 009; Inwerkingtreding : 22-06-2007>

HOOFDSTUK VII. - (Betekeningen, kennisgevingen, neerleggingen en mededelingen.) <W 2006-08-05/45, art. 2, 008; Inwerkingtreding : onbepaald en uiterlijk op : 01-01-2013 (zie W 2010-12-29/02, art. 15)>

Art. 32.<W 2006-08-05/45, art. 3, 008; Inwerkingtreding : onbepaald en uiterlijk op : 01-01-2013 (zie W 2010-12-29/02, art. 15)> Voor de toepassing van dit Wetboek wordt verstaan onder :
1° " betekening " : " de afgifte van een origineel of een afschrift van de akte; zij geschiedt bij gerechtsdeurwaardersexploot of, in de gevallen die de wet bepaalt, in de vormen die deze voorschrijft ";
2° " kennisgeving " : " de toezending van een akte van rechtspleging in origineel of in afschrift; zij geschiedt langs de postdiensten of per elektronische post aan het gerechtelijk elektronisch adres of, in de gevallen die de wet bepaalt, per fax of in de vormen die de wet voorschrijft.

Art. 32bis.<ingevoegd bij W 2006-08-05/4, art. 4; Inwerkingtreding : onbepaald en uiterlijk op : 01-01-2013 (zie W 2010-12-29/02, art. 15)> Elke neerlegging of mededeling kan geldig bij gewone brief of, in de gevallen die de wet bepaalt, bij aangetekende brief geschieden.
De neerleggingen of mededelingen bij gewone brief of bij aangetekende brief die aan de griffie en aan het parket worden gericht, kunnen geldig geschieden via elektronische weg door invoering in het Phenix-systeem.
Elke andere mededeling bij gewone brief kan geldig bij elektronische post aan het gerechtelijk elektronisch adres geschieden.
Elke andere mededeling bij aangetekende brief kan geldig bij elektronische post aan het gerechtelijk elektronisch adres geschieden, voorzover aan de afzender een bewijs van verzending wordt bezorgd. Het bewijs van verzending kan niet automatisch worden aangemaakt door het systeem van verzending van de afzender.

Art. 33. De betekening geschiedt aan de persoon, wanneer het afschrift van de akte aan de geadresseerde zelf wordt ter hand gesteld.
De betekening aan de persoon kan aan de geadresseerde worden gedaan op iedere plaats waar de gerechtsdeurwaarder hem aantreft.
Indien de geadresseerde het afschrift van de akte weigert in ontvangst te nemen, stelt de gerechtsdeurwaarder die weigering vast op het origineel en de betekening wordt geacht aan de persoon te zijn gedaan.

Art. 34. De betekening aan een rechtspersoon wordt geacht aan de persoon te zijn gedaan, wanneer het afschrift van de akte is ter hand gesteld aan het orgaan dat of de aangestelde die krachtens de wet, de statuten of een regelmatige opdracht bevoegd is om de rechtspersoon, zelfs samen met anderen, in rechte te vertegenwoordigen.

Art. 35. Indien de betekening niet aan de persoon kan worden gedaan, geschiedt zij aan de woonplaats of, bij gebreke van een woonplaats, aan de verblijfplaats van de geadresseerde en, voor een rechtspersoon, aan de maatschappelijke of de administratieve zetel.
Het afschrift van de akte wordt ter hand gesteld aan een bloedverwante, aanverwante, dienstbode of aangestelde van de geadresseerde.
Het mag niet worden ter hand gesteld aan een kind dat geen volle zestien jaar oud is.
De commissaris van politie moet aan de optredende gerechtsdeurwaarder de plaats aanwijzen waar de partij verblijft, wanneer die hem bekend is en de partij geen woonplaats heeft.

Art. 36.<W 2006-08-05/45, art. 5, 008; Inwerkingtreding : onbepaald en uiterlijk op : 01-01-2013 (zie W 2010-12-29/02, art. 15)> § 1. Voor de toepassing van dit Wetboek wordt verstaan onder :
1° " woonplaats " : " de plaats waar de persoon in de bevolkingsregisters is ingeschreven als hebbende aldaar zijn hoofdverblijf ";
2° " verblijfplaats " : " iedere andere vestiging, zoals de plaats waar de persoon kantoor houdt of een handels- of nijverheidszaak drijft ";
3° " gerechtelijk elektronisch adres " : " het door een griffie toegekende adres van elektronische post waarop een persoon aanvaard heeft of geacht wordt te hebben aanvaard, volgens de door de Koning bepaalde wijze, dat de betekeningen, kennisgevingen en mededelingen hem worden toegezonden. De Koning bepaalt, na advies van het beheerscomité en van het toezichtscomité, die respectievelijk bedoeld zijn in de artikelen 15 en 22 van de wet van 10 augustus 2005 tot oprichting van het informatiesysteem Phenix, de nadere regels voor de creatie en de toekenning, de registratie, de bewaring en de raadpleging van de gerechtelijke elektronische adressen.
§ 2. Elke betekening, kennisgeving of mededeling aan de woonplaats of verblijfplaats die een procespartij heeft vermeld in haar laatste akte van de lopende rechtspleging, wordt geacht regelmatig te zijn gedaan zolang die partij de wijziging van haar woonplaats of verblijfplaats niet uitdrukkelijk aan de griffie en de andere procespartijen, evenals aan het openbaar ministerie heeft medegedeeld.
Elke persoon die de betekening, de kennisgeving of de mededeling aan een gerechtelijk elektronisch adres heeft aanvaard, wordt geacht hiermede in te stemmen zolang hij niet uitdrukkelijk zijn wil te kennen heeft gegeven aan het gebruik van dit adres te verzaken of het te wijzigen.
§ 3. Na advies van het beheerscomité en van het toezichtscomité, die respectievelijk bedoeld zijn in de artikelen 15 en 22 van de wet van 10 augustus 2005 tot oprichting van het informatiesysteem Phenix, bepaalt de Koning de wijze waarop de onder § 2, tweede lid, vermelde aanvaarding, verzaking of wijziging moet gedaan worden en tegenwerpelijk is.

Art. 37.
<Opgeheven bij W 2010-04-06/19, art. 2, 010; Inwerkingtreding : 03-05-2010>

Art. 38.<W 1985-05-24/30, art. 2, 002> § 1. [1 In geval een exploot niet kan worden betekend zoals bepaald in artikel 35, bestaat de betekening in het door de gerechtsdeurwaarder achterlaten aan de woonplaats of, bij gebrek aan een woonplaats, aan de verblijfplaats van de geadresseerde, van een afschrift van het exploot onder gesloten omslag met vermelding van de in artikel 44, eerste lid, bepaalde gegevens.
De gerechtsdeurwaarder vermeldt op het origineel van het exploot en op het betekend afschrift, de datum, het uur en de plaats waarop dit afschrift werd achtergelaten.
Uiterlijk op de eerste werkdag die volgt op de betekening van het exploot, richt de gerechtsdeurwaarder hetzij aan de woonplaats, hetzij, bij gebreke van een woonplaats, aan de verblijfplaats van de geadresseerde, [2 ...]2, een door hem ondertekende brief. Deze brief vermeldt de datum en het uur van de aanbieding, alsmede de mogelijkheid voor de geadresseerde persoonlijk, of voor de houder van een schriftelijke volmacht een afschrift van dit exploot af te halen op het kantoor van de gerechtsdeurwaarder, tijdens een termijn van maximum drie maanden te rekenen vanaf de betekening.
Wanneer de geadresseerde van het exploot de overbrenging van woonplaats heeft aangevraagd, wordt de in het derde lid bedoelde brief gericht aan de plaats waar hij in het bevolkingsregister is ingeschreven en aan het adres waarop hij aangekondigd heeft zijn nieuwe woonplaats te willen vestigen.
Wanneer de in het derde en het vierde lid bedoelde voorschriften verzuimd of onregelmatig verricht zijn, kan de rechter gelasten dat een nieuwe brief wordt gericht aan de geadresseerde van het exploot.]1
§ 2. Wanneer uit de ter plaatse vastgestelde feitelijke omstandigheden blijkt dat het materieel onmogelijk is tot de betekening over te gaan door het achterlaten van een afschrift van het exploot aan de woonplaats of bij gebrek aan een woonplaats, aan de verblijfplaats van de geadresseerde, bestaat zij in de terhandstelling van het afschrift aan de procureur des Konings in wiens rechtsgebied deze feitelijke toestand zich voordoet; op het origineel en op het afschrift worden de feitelijke omstandigheden vermeld die de betekening aan de procureur des Konings noodzakelijk maken.
Hetzelfde geldt wanneer de woning waar de persoon aan wie betekend wordt zijn woonplaats heeft, klaarblijkelijk verlaten werd zonder dat hij de overbrenging van woonplaats heeft gevraagd.
Op verzoek van de procureur des Konings worden de nodige maatregelen getroffen opdat het afschrift binnen de korst mogelijke tijd bij de betrokkene toekomt.
De betekening van de procureur des Konings is ongedaan, indien de partij op verzoek van wie zij is verricht de gekozen woonplaats of, bij voorkomend geval, de verblijfplaats van diegene aan wie betekend werd, kende.
----------
(1)<W 2010-04-06/19, art. 3, 010; Inwerkingtreding : 03-05-2010>
(2)<W 2013-01-14/16, art. 74, 013; Inwerkingtreding : 01-09-2013>

Art. 39. Wanneer de geadresseerde bij een lasthebber woonplaats heeft gekozen, mogen de betekening en de kennisgeving aan die woonplaats geschieden.
Wordt het afschrift aan de gekozen woonplaats ter hand gesteld aan de lasthebber persoonlijk, dan wordt de betekening geacht aan de persoon te zijn gedaan.
De betekening en de kennisgeving mogen niet meer aan de gekozen woonplaats geschieden, indien de lasthebber overleden is, indien hij er zijn woonplaats niet meer heeft, of indien hij er zijn bedrijf niet meer uitoefent.

Art. 40. Ten aanzien van hen die in België geen gekende woonplaats, verblijfplaats, of gekozen woonplaats hebben, stuurt de gerechtsdeurwaarder bij een ter post aangetekende brief het afschrift van de akte aan hun woonplaats of aan hun verblijfplaats in het buitenland en met de luchtpost indien de plaats van bestemming niet in een aangrenzend land ligt, onverminderd enige andere wijze van toezending overeengekomen tussen België en het land waar zij hun woon- of verblijfplaats hebben. De betekening wordt geacht te zijn verricht door de afgifte van de akte aan de postdienst tegen ontvangbewijs in de vormen die in dit artikel worden bepaald.
Heeft de betrokkene in België noch in het buitenland een gekende woonplaats, verblijfplaats, noch gekozen woonplaats, dan wordt de betekening gedaan aan de procureur des konings in wiens rechtsgebied de rechter die van de vordering kennis moet nemen of heeft genomen, zitting houdt; is of wordt er geen vordering voor de rechter gebracht, dan geschiedt de betekening aan de procureur des Konings in wiens rechtsgebied de verzoeker zijn woonplaats heeft of, indien hij geen woonplaats in België heeft, aan de procureur des Konings te Brussel.
De betekeningen mogen altijd aan de persoon worden gedaan, indien deze in België wordt aangetroffen.
De betekening in het buitenland of aan de procureur des Konings is ongedaan indien de partij op wier verzoek ze verricht is, de woonplaats of de verblijfplaats of de gekozen woonplaats van degene aan wie betekend wordt, in België of, in voorkomend geval in het buitenland, kende.

Art. 41. Iedere betekening ten aanzien van de Koning met betrekking tot zijn domeinen wordt gedaan aan de persoon en aan het kabinet van de intendant of van de administrateur van zijn civiele lijst.

Art. 42. De betekeningen worden gedaan:
1° aan de Staat, (op het kabinet van de minister die bevoegd is om er kennis van te nemen of op het kantoor van de door hem aangewezen ambtenaar) of, indien het voorwerp van het geschil behoort tot de bevoegdheid van de Senaat of de Kamer van volksvertegenwoordigers, aan de griffie van de betrokken vergadering, onverminderd de in artikel 705 gestelde regels; <W 1999-03-23/30, art. 2, 004; Inwerkingtreding : 06-04-1999>
2° aan de provincie, op de zetel van het provinciebestuur;
3° aan de gemeente, op het gemeentehuis;
4° aan openbare instellingen, instellingen van openbaar nut en stichtingen, op de zetel van hun bestuur;
5° aan vennootschappen met rechtspersoonlijkheid, op de maatschappelijke zetel of, bij gebreke daarvan, de bedrijfszetel of, indien er geen is, aan de persoon of aan de woonplaats van een der beheerders, zaakvoerders of vennoten;
6° aan buitenlandse vennootschappen met rechtspersoonlijkheid, op hun maatschappelijke zetel, op hun filiaal of op hun bedrijfszetel in België;
7° aan in vereffening zijnde vennootschappen, op de maatschappelijke zetel of op de woonplaats van een der vereffenaars of, indien er geen vereffenaar is, aan de procureur des Konings in wiens rechtsgebied de laatste maatschappelijke zetel gevestigd was.
(Lid 2 opgeheven) <W 2003-05-26/34, art. 3, 007; Inwerkingtreding : 26-07-2003>

Art. 42bis.<ingevoegd bij W 2006-08-05/45, art. 6, 008; Inwerkingtreding : onbepaald en uiterlijk op 01-01-2013 (zie W 2010-12-29/02, art. 15)> Onverminderd de toepassing van de internationale overeenkomsten ter zake, kan de betekening elektronisch gebeuren.
Zij geschiedt op het gerechtelijk elektronisch adres via een dienstverlener inzake communicatie zoals bepaald in artikel 2, 4, van de wet van 10 juli 2006 betreffende de elektronische procesvoering.
Binnen vierentwintig uur na de verzending door de gerechtsdeurwaarder, laat de dienstverlener inzake communicatie bedoeld in het tweede lid een bericht van afgifte van de akte toekomen aan de gerechtsdeurwaarder die de akte heeft verzonden.
Indien de gerechtsdeurwaarder die de akte heeft verzonden binnen de in het derde lid bedoelde termijn geen bericht van afgifte heeft ontvangen, gebeurt de betekening onverwijld overeenkomstig de artikelen 33 en volgende. Het exploot vermeldt het ontbreken van een bericht van afgifte, alsmede de datum en het uur van de elektronische verzending en van het bericht van ontvangst van de dienstverlener. De datum van betekening is de datum waarop de dienstverlener het verzoek tot afgifte aan de geadresseerde ontvangt, overeenkomstig artikel 9, § 1, van de wet van 10 juli 2006 betreffende de elektronische procesvoering.

Art. 43.Op straffe van nietigheid, moet het exploot van betekening door de optredende gerechtsdeurwaarder ondertekend zijn en vermelden:
1° de dag, de maand en het jaar, en de plaats van de betekening;
2° (de naam, de voornaam, het beroep, de woonplaats en, in voorkomend geval, het gerechtelijk elektronisch adres, de hoedanigheid en de inschrijving in de Kruispuntbank van ondernemingen van de persoon op wiens verzoek het exploot wordt betekend;) <W 2006-08-05/45, art. 7, a), 008; Inwerkingtreding : onbepaald en uiterlijk op : 01-01-2013 (zie W 2010-12-29/02, art. 15)>
3° (de naam, de voornaam, de woonplaats of, bij gebreke van een woonplaats, de verblijfplaats en, in voorkomend geval, het gerechtelijk elektronisch adres en de hoedanigheid van de persoon voor wie het exploot bestemd is;) <W 2006-08-05/45, art. 7, b), 008; Inwerkingtreding : onbepaald en uiterlijk op : 01-01-2013 (zie W 2010-12-29/02, art. 15)>
4° (de naam, voornaam en, bij voorkomend geval, de hoedanigheid van de persoon aan wie afschrift ter hand gesteld is, of in het geval bedoeld in artikel 38, § 1, het achterlaten van het afschrift, of in de gevallen bedoeld in artikel 40, de afgifte van het exploot op de post;) <W 1985-05-24/30, art. 3, 002>
5° (de naam en de voornaam van de gerechtsdeurwaarder en het adres van zijn kantoor en, in voorkomend geval, zijn gerechtelijk elektronisch adres;) <W 2006-08-05/45, art. 7, c), 008; Inwerkingtreding : onbepaald en uiterlijk op : 01-01-2013 (zie W 2010-12-29/02, art. 15)>
6° de omstandige opgave van de kosten der akte.
(7° de in artikel 42bis bedoelde wijzen van betekening en, in voorkomend geval, de in artikel 42bis, vierde lid, bepaalde vermeldingen.) <W 2006-08-05/45, art. 7, d), 008; Inwerkingtreding : onbepaald en uiterlijk op : 01-01-2013 (zie W 2010-12-29/02, art. 15)>
De persoon aan wie het afschrift wordt ter hand gesteld, tekent het origineel voor ontvangst. Weigert hij te tekenen, dan maakt de deurwaarder daarvan melding in het exploot.

Art. 44.[1 Wanneer het afschrift niet aan de persoon zelf kan worden betekend, wordt het achtergelaten onder gesloten omslag, met de vermelding van het kantoor van de gerechtsdeurwaarder, de naam en voornaam van de geadresseerde, de plaats van betekening en de vermelding " Pro Justitia - Dadelijk af te geven ". Op de omslag mag geen andere vermelding voorkomen.
Van het vervullen van al die formaliteiten wordt melding gemaakt in het exploot en op het afschrift.
De afschriften van een exploot betreffende verscheidene personen met dezelfde woonplaats of, bij gebreke daaraan, dezelfde verblijfplaats worden evenwel niet onder gesloten omslag afgegeven indien de afgifte geschiedt aan een van die personen.]1
----------
(1)<W 2010-04-06/19, art. 4, 010; Inwerkingtreding : 03-05-2010>

Art. 45. Het afschrift van het exploot moet, op straffe van nietigheid, alle vermeldingen van het origineel bevatten en door de gerechtsdeurwaarder getekend zijn.

Art. 46.<W 2006-08-05/45, art. 8 (zie ook de wijziging van art. 8 aangebracht bij W 2010-04-06/19, art. 7, Inwerkingtreding : 03-05-2010), 008; Inwerkingtreding : onbepaald en uiterlijk op : 01-01-2013 (zie W 2010-12-29/02, art. 15)> § 1. [1 ...]1
§ 2. [1 In de bij de wet bepaalde gevallen, zorgt de griffier of, in voorkomend geval, het openbaar ministerie ervoor dat de kennisgeving bij gerechtsbrief geschiedt.]1
In geval de gerechtsbrief in gedrukte vorm wordt bezorgd, wordt de brief door de postdiensten ter hand gesteld aan de geadresseerde in persoon of aan diens woonplaats zoals bepaald in de artikelen 33, [2 34,]2 35 en 39. De persoon aan wie de brief ter hand wordt gesteld, tekent en dateert het ontvangstbewijs dat door de postdiensten aan de afzender wordt teruggezonden. Weigert die persoon te tekenen of te dateren, dan maakt de aangestelde van de postdiensten van die weigering melding onderaan op het ontvangstbewijs.
Ingeval de gerechtsbrief noch aan de geadresseerde in persoon noch aan diens woonplaats ter hand kan worden gesteld, laat de aangestelde van de postdiensten een bericht achter dat hij is langsgekomen. De brief wordt gedurende acht dagen op het postkantoor in bewaring gehouden. Hij kan tijdens die termijn afgehaald worden door de geadresseerde in persoon of door de houder van een schriftelijke volmacht.
Wanneer evenwel de geadresseerde van de gerechtsbrief om de terugzending van zijn briefwisseling heeft verzocht of hij de bewaring ervan op het postkantoor heeft gevraagd, wordt de brief tijdens de periode die door het verzoek wordt gedekt, teruggezonden naar of bewaard op het adres dat de geadresseerde heeft aangewezen.
De aan een gefailleerde geadresseerde brief wordt aan de curator ter hand gesteld.
De Koning regelt de wijze waarop het derde tot het vijfde lid worden toegepast.
§ 3. De griffier of het openbaar ministerie kan de gerechtsbrief per elektronische post aan een dienstverlener inzake communicatie zoals bedoeld in artikel 2, 4°, van de wet van... betreffende de elektronische procesvoering verzenden, die ermee belast is de brief af te drukken en aan de geadresseerde te doen toekomen. De verzending van de afgedrukte gerechtsbrief wordt geregeld in de §§ 1 en 2.
De dienstverlener inzake communicatie kan de gerechtsbrief die aan de geadresseerde is gericht, voor eensluidend verklaren met die verzonden door de griffier of door het openbaar ministerie. Hij kan eveneens het bewijs leveren van de datum waarop hij de gerechtsbrief aan de postdiensten heeft bezorgd of aan de geadresseerde heeft doen toekomen.
§ 4. Onverminderd de toepassing van de internationale overeenkomsten ter zake, kan de gerechtsbrief per elektronische post worden verzonden.
Hij wordt naar het gerechtelijk elektronisch adres verzonden via een dienstverlener inzake communicatie zoals bepaald in artikel 2, 4°, van de wet van ... betreffende de elektronische procesvoering.
Indien binnen vierentwintig uur na de verzending door de griffie of het openbaar ministerie de dienstverlener inzake communicatie geen bericht van afgifte van de gerechtsbrief laat toekomen aan de griffie of aan het openbaar ministerie, gebeurt de kennisgeving onverwijld, naar gelang van het geval overeenkomstig §§ 1, 2 of 3.
In dit geval is de datum van de gerechtsbrief de datum waarop de dienstverlener inzake communicatie het verzoek tot afgifte aan de geadresseerde ontvangt, overeenkomstig artikel 9, § 1, van de wet van 10 juli 2006 betreffende de elektronische procesvoering.
Ook in dit geval worden op de brief het ontbreken van bericht van afgifte vermeld, alsmede de datum en het uur van de elektronische verzending en van het bericht van ontvangst van de dienstverlener inzake communicatie zoals omschreven in artikel 2, 4°, van dezelfde wet.
§ 5. De Minister van Justitie kan de in acht te nemen vormen en de bij de verzending van de gerechtsbrief te vermelden dienstaanwijzingen bepalen. Ligt de plaats van bestemming in het buitenland, dan wordt de gerechtsbrief vervangen door een ter post aangetekende brief, onverminderd de in internationale overeenkomsten bepaalde wijzen van overbrenging en de toepassing van de §§ 3 en 4.
§ 6. Wanneer een eisende of verzoekende partij zulks verlangt in het exploot van rechtsingang of in het verzoekschrift, hetzij schriftelijk en ten laatste op het ogenblik van de eerste verschijning voor de rechter, worden de kennisgevingen bij gerechtsbrief vervangen door betekeningen, verricht op verzoek van de partij aan wie de betekening toekomt.
§ 7. De regels voor de verzending van de gerechtsbrief zijn van toepassing op de aangetekende zending met ontvangstbewijs.
----------
(1)<W 2010-04-06/19, art. 5, 010; Inwerkingtreding : 03-05-2010>
(2)<W 2012-05-15/04, art. 5, 012; Inwerkingtreding : 18-06-2012>

Art. 47. <W 24-6-1970, art. 2> Geen betekening mag worden gedaan:
1° in een voor het publiek niet toegankelijke plaats, vóór zes uur 's morgens en na negen uur 's avonds;
2° op zaterdag, zondag of een wettelijke feestdag behalve in spoedeisende gevallen en met verlof van de vrederechter, wanneer het een dagvaarding betreft in een zaak die voor hem moet worden gebracht, met verlof van de rechter die machtiging heeft verleend voor de akte, wanneer het een akte betreft waartoe voorafgaande machtiging is vereist, en in alle andere gevallen met verlof van de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg.

HOOFDSTUK VIII. _ Termijnen.

Art. 48. Tenzij de wet anders bepaalt, zijn de termijnen voor het verrichten van de proceshandelingen onderworpen aan de regels van dit hoofdstuk.

Art. 49. De wet bepaalt de termijnen. De rechter mag ze enkel vaststellen indien de wet hem dit veroorlooft.

Art. 50. De termijnen, op straffe van verval gesteld, mogen niet worden verkort of verlengd, zelfs met instemming van partijen, tenzij dat verval gedekt is onder de omstandigheden bij de wet bepaald.
(Indien de termijn van hoger beroep of verzet voorzien (in de artikelen 1048 en 1051 en 1253quater, c) en d)) binnen de gerechtelijke vakantie begint te lopen en ook verstrijkt, wordt hij verlengd tot de vijftiende dag van het nieuw gerechtelijk jaar.) <W 24-6-1970, art. 3> <W 2001-06-26/35, art. 2, 006; Inwerkingtreding : 05-10-2001>

Art. 51. De rechter kan termijnen die niet op straffe van verval zijn bepaald, voor hun vervaltijd verkorten of verlengen. Tenzij de wet anders bepaalt, mag de verlenging niet langer zijn dan de oorspronkelijke termijn en nadien mag geen verlenging meer worden toegestaan behalve om gewichtige redenen en bij een met redenen omklede beslissing.

Art. 52.<W 2006-08-05/45, art. 9, 008; Inwerkingtreding : onbepaald en uiterlijk op : 01-01-2013 (zie W 2010-12-29/02, art. 15)> De termijn wordt gerekend van middernacht tot middernacht. Hij wordt gerekend vanaf de dag na die van de akte of van de gebeurtenis die hem doet ingaan en omvat alle dagen, ook de zaterdag, de zondag en de wettelijke feestdagen.
Tenzij een handeling elektronisch wordt uitgevoerd, kan zij alleen op geldige wijze ter griffie worden verricht op de dagen en uren waarop de griffie toegankelijk moet zijn voor het publiek.
Ingeval een handeling niet ter griffie kon worden verricht binnen de, zelfs op straffe van nietigheid of van verval voorgeschreven termijnen, wegens het disfunctioneren van het Phenix-systeem, is deze evenwel geldig indien zij op papier of elektronisch is verricht op de dag na de laatste dag van de termijn. Ingeval het reëel karakter en de duur van het disfunctioneren worden betwist, wordt gehandeld overeenkomstig artikel 882bis.
De in het derde lid bedoelde verlenging van de termijn is in elk geval van toepassing indien het disfunctioneren optreedt op de laatste dag van de termijn.

Art. 53. De vervaldag is in de termijn begrepen.
Is die dag echter een zaterdag, een zondag of een wettelijke feestdag, dan wordt de vervaldag verplaatst op de eerstvolgende werkdag.

Art. 53bis.<Ingevoegd bij W 2005-12-13/35, art. 2; ED : 31-12-2005> Ten aanzien van de geadresseerde, en tenzij de wet anders bepaalt, worden de termijnen die beginnen te lopen vanaf een kennisgeving op een papieren drager berekend :
1° wanneer de kennisgeving is gebeurd bij gerechtsbrief of bij een ter post aangetekende brief met ontvangstbewijs, vanaf de eerste dag die volgt op deze waarop de brief aangeboden werd op de woonplaats van de geadresseerde of, in voorkomend geval, op zijn verblijfplaats of gekozen woonplaats;
2° wanneer de kennisgeving is gebeurd bij aangetekende brief of bij gewone brief, vanaf de derde werkdag die volgt op die waarop de brief aan de postdiensten overhandigd werd, tenzij de geadresseerde het tegendeel bewijst;
[1 3° wanneer de kennisgeving is gebeurd tegen gedagtekend ontvangstbewijs, vanaf de eerste dag die erop volgt.]1
----------
(1)<W 2011-08-13/17, art. 3, 011; Inwerkingtreding : 01-04-2012>

Art. 54. Een in maanden of in jaren bepaalde termijn wordt gerekend van de zoveelste tot de dag vóór de zoveelste.

Art. 55. Wanneer de wet bepaalt dat ten aanzien van de partij die in België noch woonplaats, noch verblijfplaats, noch gekozen woonplaats heeft, de termijnen die haar verleend werden dienen verlengd te worden, dan bedraagt die verlenging:
1° vijftien dagen, wanneer de partij in een aangrenzend land of in het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië verblijft;
2° dertig dagen, wanneer zij in een ander land van Europa verblijft;
3° tachtig dagen, wanneer zij in een ander werelddeel verblijft.

Art. 56. Het overlijden van de partij schorst het verloop van de termijn die haar was verleend om in verzet, hoger beroep of cassatie te komen.
Deze termijn begint eerst opnieuw te lopen na een nieuwe betekening van de beslissing aan de woonplaats van de overledene, en te rekenen van het verstrijken van de termijnen om een boedelbeschrijving op te maken en zich te beraden, indien de beslissing betekend is vóór het verstrijken van de termijnen.
Deze betekening kan aan de erfgenamen gezamenlijk worden gedaan, zonder opgave van hun naam en hoedanigheid. Iedere betrokkene kan nochtans van het verval wegens verstrijken van de voorzieningstermijn worden vrijgesteld, indien blijkt dat hij van de betekening geen kennis heeft gekregen.

Art. 57.Tenzij de wet anders bepaalt, begint de termijn voor verzet, hoger beroep en voorziening in cassatie bij de betekening van de beslissing aan de persoon of aan de woonplaats, (of, bij voorkomend geval, vanaf de afgifte of het achterlaten van het afschrift [1 zoals vastgesteld is in de artikelen 38 en 40]1). <W 1985-05-24/30, art. 5, 002>
Ten aanzien van degenen die in België noch woonplaats, noch verblijfplaats, noch gekozen woonplaats hebben en ingeval de kennisgeving niet aan de persoon is gedaan, begint de termijn bij de afgifte van een afschrift van het exploot aan de post of in voorkomend geval aan de procureur des Konings.
Tegen onbekwamen begint de termijn eerst bij de betekening van de beslissing aan hun wettelijke vertegenwoordiger.
----------
(1)<W 2010-04-06/19, art. 6, 010; Inwerkingtreding : 03-05-2010>


Wijziging(en) Tekst Inhoudstafel Begin
BEELD
  • WET VAN 14-01-2013 GEPUBL. OP 01-03-2013
    (GEWIJZIGD ART. : 38)
  • BEELD
  • WET VAN 15-05-2012 GEPUBL. OP 08-06-2012
    (GEWIJZIGD ART. : 46)
  • BEELD
  • WET VAN 13-08-2011 GEPUBL. OP 14-09-2011
    (GEWIJZIGD ART. : 53bis)
  • BEELD
  • WET VAN 06-04-2010 GEPUBL. OP 23-04-2010
    (GEWIJZIGDE ART. : 37; 38; 44; 46; 57)
  • BEELD
  • WET VAN 26-04-2007 GEPUBL. OP 12-06-2007
    (GEWIJZIGDE ART. : 19; 31)
  • BEELD
  • WET VAN 05-08-2006 GEPUBL. OP 07-09-2006
    (GEWIJZIGDE ART. : 32; 32BIS; 36; 42BIS; 43; 46; 52)
  • BEELD
  • WET VAN 13-12-2005 GEPUBL. OP 21-12-2005
    (GEWIJZIGD ART. : 53BIS)
  • BEELD
  • WET VAN 26-05-2003 GEPUBL. OP 16-07-2003
    (GEWIJZIGD ART. : 42)
  • BEELD
  • WET VAN 26-06-2001 GEPUBL. OP 25-09-2001
    (GEWIJZIGD ART. : 50)
  • BEELD
  • WET VAN 20-10-2000 GEPUBL. OP 22-12-2000
    (GEWIJZIGDE ART. : 32; 52) nader te bepalen datum
  • BEELD
  • WET VAN 23-03-1999 GEPUBL. OP 27-03-1999
    (GEWIJZIGD ART. : 42)
  • WET VAN 21-03-1991 GEPUBL. OP 27-03-1991
    (GEWIJZIGD ART. : 46)
  • WET VAN 24-05-1985 GEPUBL. OP 12-06-1985
    (GEWIJZIGDE ART. : 37; 38; 43; 46; 57)

  • Parlementaire werkzaamheden Tekst Inhoudstafel Begin
    GEWONE ZITTIJDEN 1963-1964 EN 1964-1965. SENAAT. Parlementaire bescheiden: Wetsontwerp nr. 60 van 10 december 1963; - Verslag nr. 170 van 9 maart 1965 , van de heer De Baeck; - Amendementen nr. 170, 271, 272, 279, 280, 320, 321, 322, 323, 324, 325, 326, 327, 333, 335, 336, 338, 339, 340, 343, 344, 345, 346 en 362. Parlementaire handelingen: Bespreking: vergadering van 6 april 1965; - Aanneming: vergadering van 7 april 1965. KAMER VAN VOLKSVERTEGENWOORDIGERS. Parlementaire bescheiden: Wetsontwerp nr. 1040 van 7 april 1965; - Amendement nr. 59-2 tot 59-57. GEWONE ZITTIJD 1966-1967. KAMER VAN VOLKSVERTEGENWOORDIGERS. Parlementaire bescheiden: Verslag nr. 59-49 van 1 juni 1967 van de heer Hermans en errata nr. 59-49; - Tekst aangenomen door de Commissie van Justitie van 1 juni 1967 , nr. 59-50. Parlementaire handelingen: Bespreking: vergaderingen van 21 en 22 juni 1967; - Aanneming: vergadering van 22 juni 1967. SENAAT. Parlementaire bescheiden: Wetsontwerp nr. 323 van 22 juni 1967; - Verslag nr. 328 van 26 juni

     



    18/03/2013
    0 Poster un commentaire

    A découvrir aussi